Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zekerlijk heeft [67]hij tot God gezegd: Ik heb [Uw straf] verdragen, ik zal het [68]niet verderven. 67. Te weten, Job. Want tot dezen keert zich Elihu, om hem te vermanen tot zijn schuldigen plicht over hetgeen hij van God en tot God spreken moest, inplaats van tegen zijn oordelen klachtig te vallen, gelijk hij hem verweten had gedaan te hebben, boven, vs.5. 68. Dat is, in deze mijn zaak en ganse leven zal ik niets doen, noch met woorden noch met werken, dan wat recht en behoorlijk is; of ik zal de [zaak], dat is, dezen mijn handel met God niet verderven, te weten, met mijn onschuld al te zeer te verdedigen, gelijk ik gedaan heb; of ik zal uw wetten niet verderven, te weten door dezelve te overtreden. Anders, heb ik weggenomen, ik zal geen pand nemen. Alsof hij zeide: Heb ik pand genomen, ik zal het niet meer doen. Vergelijk boven, hfdst.22 vs.6.